Winter aan het Zijpe

Goed georganiseerde raid schudde Anna Jacobapolder wakker!

In onze Cronicke (nr. 2, oktober 2004) vertellen in het krantenartikel “Vuurdoop in de sneeuw” enkele Nederlandse Stoottroepers over hun ervaringen op 22 januari 1945 in Anna Jacobapolder.
Het pseudoniem van de schrijver van dit stuk is W.J. Hofwijk.
Zijn echte naam is Willy Kint, oorspronkelijk afkomstig uit Ossenisse.
Volgens de schrijver is dit stuk gepubliceerd in het weekblad “Pen Gun”.
Later werkte hij voor de Maasbode en de Katholieke Illustratie.
Onder de naam W.J. Hofwijk heeft hij ook diverse boeken gepubliceerd waarvan “de 66 dagen van Baarlo” erg bekend is.
In dit boek beschrijft Willy Kint zijn eigen ervaringen bij de Limburgse verzetsgroep.
Later is door de K.R.O. dit boek verfilmd onder de titel “de Partizanen”.
De schrijver is als 84-jarige nog steeds actief.
Over de Duitse aanval op Sint-Philipsland is destijds nog meer opgeschreven en daar kunt u in het navolgende stuk kennis van nemen.

Algemene toestand
Voor een goed begrip van de situatie is het nodig eerst iets te melden over de gebeurtenissen na de bevrijding van Zuid-Nederland.
Op 9 november 1944 voerden Poolse militairen de laatste achterhoede-gevechten met Duitsers bij Moerdijk en daarna was West-Brabant bevrijd.
De Geallieerden besloten niet verder naar Noord-Nederland door te stoten.
Men had onvoldoende voorraden om nog grote operaties te beginnen en daarom was een winterstop onvermijdelijk.
Het front kwam stil te liggen bij de grote rivieren dus de Maas, de Bergsche Maas, de Amer en het Hollandsch Diep.

Bewaking
De bewaking van deze rivieren werd meteen grotendeels toevertrouwd aan de 1e Poolse Pantserdivisie.
De Polen hadden eerder in Brabant een opmars uitgevoerd van Baarle-Nassau tot Moerdijk.
Hun commandant, generaal Maczek, schreef in zijn memoires dat hij daarna hoopte op wat rust om zijn Divisie weer op sterkte te brengen maar dat pakte anders uit.
Het bleek al snel dat de vijand niet zomaar in een nederlaag berustte.

Van tijd tot werd door zware artillerie naar het zuiden geschoten.
Verder staken de Duitsers met zwaar bewapende patrouilles de grote rivieren over en ze drongen diep in bevrijd gebied door.
Deze patrouilles vermeden gevechtscontact omdat het waarschijnlijk alleen maar ging om inlichtingen in te winnen.

Dichter bij de rivieren traden de Duitsers wel agressief op.
Ze overvielen Geallieerde observatieposten, ontvoerden burgers en militairen en legden landmijnen.
De bij Capelsche Veer gelegen Overdiepse Polder werd zelfs door de Duitsers heroverd om mogelijk als bruggenhoofd te dienen voor het Ardennenoffensief in december 1944.
Ten koste van veel mensenlevens werd het bruggenhoofd pas in eind januari 1945 op de Duitsers heroverd.

De watertoren te Anna Jacobapolder.

Gevechtsgroepen
De 1e Poolse Pantserdivisie kreeg het zwaar te verduren want het was een onmogelijke opgave om zoveel kilometers dijk te bewaken maar er kwam hulp van andere Geallieerde eenheden.
Er werden dan tijdelijke gevechtsgroepen samengesteld die elk een sector bewaakten.

Zo werd de Anna Jacobapolder in januari 1945 bewaakt door een Bataljon Nederlandse Stoottroepen, twee pelotons tanks van het 1e Poolse Pantser-regiment, een squadron Poolse Dragonders, een batterij Engelse M10 tanks en als reserve de Canadese Manitoba Dragoons.

Nederlandse Stoottroepen
Meteen na de bevrijding werd begonnen met het werven van vrijwilligers voor de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Daarna werd het Bataljon Brabant opgericht waarvan de 10e Compagnie Stoottroepen bij Anna Jacobapolder werd ingezet.
Veel jonge mannen uit deze Compagnie zoals de vijf broers Marijnissen waren afkomstig uit het Verzet.
Deze mannen moesten onder bijzonder moeilijke omstandigheden hun gevaarlijke taak uitvoeren want ze waren slecht gekleed en bewapend.

De Stoottroepers kregen in Vught een korte infanterieopleiding en daarna observeerden ze vanuit de stellingen in de dijk langs het Zijpe de eilanden aan de overkant.
Omdat de hele sector onder Engels commando stond was in elke observatiepost altijd een Engelse militair aanwezig die telefonisch in contact stond met het hoofdkwartier.

Poolse tanks
Het bewaken van zo veel kilometers dijk is uiteraard een infanterietaak.
Toch is er soms meer slagkracht nodig en daarom waren wat verder van de dijk af bij de boerderij “Hof Rumoirt” twee pelotons zware Sherman tanks van het 1e Poolse Pantserregiment opgesteld.
Dit regiment was eigenlijk ingekwartierd in Oosterhout maar bij toerbeurt deden de manschappen dienst aan het front.

Dragonders
Ter bescherming van de tanks, die bij “Hof Rumoirt” stonden opgesteld, werd een beroep gedaan op een eskadron pantserinfanterie van het 10e Regiment Dragonders.
Zij verplaatsten zich in licht gepantserde voertuigen.
Ook dit regiment was ingekwartierd in Oosterhout.

62nd Anti Tank Regiment Royal Artillery
Van dit zelfstandige Britse artillerie regiment werd de 245e batterij op Sint-Philipsland gedetacheerd.
Deze batterij was uitgerust met twaalf M10 tankdestroyers bestaande uit een Sherman tank waarin een verzwaarde koepel een 17 ponder kanon was ingebouwd.
De M 10 is in verschillende modificaties gebouwd hetgeen steeds weer een andere naam opleverde.

Zo gebruikte de 245e batterij een versie waar een dieselmotor in gemonteerd was.
Er werd in de Geallieerde legers nauwelijks dieselolie gebruikt dus de logistiek was al een probleem op zich.
Een ander nadeel van het gebruik van diesel komt verderop nog ter sprake.

Wally Shea en zijn bemanning voor hun M10 Tankdestroyer.


Met de 17 ponder granaten konden alle Duitse tanks worden uitgeschakeld maar het was ook mogelijk om brisantgranaten te verschieten.
Dat gebeurde dan ook regelmatig op Sint-Philipsland.
Een Engelse waarnemer bekeek vanaf de watertoren de overkant en als er Duitse activiteiten gezien werden openden de M10’s het vuur.
Vanwege een nijpend tekort aan infanteristen werd door de manschappen van de M10’s ook infanteriedienst gedaan langs de waterkant.
Daar waren deze tanksoldaten niet blij mee!
De rol van deze batterij was belangrijk want de Engelse kapitein, die de batterij commandeerde, was ook commandant van de verdediging van de sector Sint- Philipsland.
Na deze korte beschrijving van de eenheden die in Anna Jacobapolder optraden volgt nu een verslag dat de Poolse luitenant Ostromecki over de actie van 22 januari 1945 maakte:

Op het schiereiland
Uit het boek “Dywizja Pancerna w Walce”. Vertaling Krystyna Stopa.

In januari 1945, na het begin van het Van Rundstedt offensief, werd het 1e Poolse Pantserregiment toegevoegd aan het 1e Britse Corps.
Daarna vertrok het regiment vanuit de regio Tilburg – Breda naar de monding van de Maas.
Als men op de kaart van Nederland kijkt is het moeilijk om te zien of het nu de monding van de Maas of de Rijn betreft.
Er komen een aantal waterlopen, vertakkingen en rivieren bij elkaar in een modderige delta.
Het blijkt dat de Nederlanders er zelf geen oplossing voor hebben en om discussie te voorkomen hebben ze deze plaats maar het Hollands Diep genoemd.

Vlakbij deze monding ligt een klein schiereiland dat met een smalle doorgang met het vasteland verbonden is.
Over het schiereiland loopt een rechte gladde weg.
Rond het schiereiland liggen drie grote eilanden.
De monotonie van het onnatuurlijk vlakke landschap wordt alleen verlevendigd door het kleine plaatsje Sint-Philipsland waar ook een schilderachtige molen staat.

Nadat het 1e Pantserregiment in deze regio aankwam werden meteen twee pelotons tanks op het schiereiland gestationeerd.
De tactische situatie van dit vergeten front was als volgt: Het schiereiland zelf (Sint-Philipsland) en een schiereiland ten zuiden daarvan (Tholen) waren in Geallieerde handen.
Ten noorden van Sint-Philipsland ligt het eiland Goeree-Overflakkee dat in Duitse handen was evenals het eiland Schouwen-Duiveland dat ten westen van Sint-Philipsland ligt.

De pelotons van het 1e Pantserregiment kregen infanterieondersteuning van Dragonders van het regiment 10 Pulk Dragonów en van Engelse militairen van het 62e Britse Anti-tank Regiment.
Zij bemanden de observatiestellingen in de dijken en ze patrouilleerden op het schiereiland.
Daarna begon het ondankbare en monotone werk om deze sector bezet te houden.
Ondankbaar omdat, zoals de militairen zeiden, niemand wist dat wij in de frontlijn opereerden.

Vliegende bommen (V1)
Monotoon omdat alle dagen hetzelfde waren en het leek dat niets de stilte langs de kustlijn verstoorde.
Zelfs de berichten dat op Goeree-Overflakkee veel Duitsers zaten kon het dagelijkse leven van de bewoners niet verstoren.
Enkele verdwaalde mortiergranaten of mitrailleursalvo’s van Spandau’s, door de Duitsers vanaf de bezette eilanden afgevuurd, waren te zeldzaam om in deze sector de rust te verstoren.

Zo gingen de dagen en de hopeloos lange nachten voorbij.
Soldaten, die in de verlaten huizen woonden, brachten hun vrije tijd vindingrijk door met het bouwen van kachels want het werd winter.
De grond was al hard bevroren.
De manschappen waren onvermoeibaar in de weer om van alles te zoeken dat als brandstof voor hun kachels gebruikt kon worden.
Als de kachels eenmaal brandden kwamen er gedachten over gebraden wild boven drijven.
Dat draaide weer uit op heimelijke strooptochten met de Stengun als jachtgeweer.

Soms werd door de tanks naar het westen geschoten (Schouwen-Duiveland).
Een Engelse artillerie eenheid, die de watertoren als observatiepost gebruikte, vuurde ook af en toe naar de overkant.
Het enige vermaak was het staren naar de Duitse vliegende bommen (V1) die reutelend over onze hoofden in de richting van Antwerpen vlogen.

Bij het aanbreken van de nacht gebeurde er helemaal niets meer.
De observatieposten in de dijken werden bemand.
De soldaten, die geen dienst hadden, voerden lange gesprekken over hun herinneringen voordat ze in slaap vielen.
De vorst, de nachtdiensten en de zeldzame verloven werden vervloekt.
Men verveelde zich.
Dragonders en Engelsen bemanden de uitkijkposten langs de rivier maar wij voelden ons bijna overbodig.

Wat was ons opgedragen? Overdag schoten we soms met onze kanonnen naar vijandelijk gebied.
’s Nachts beveiligden wij ons kwartier en ons zelf.
Zo ging het.
Waarschijnlijk was er op het schiereiland één man die zich niet verveelde.
Een lange jonge luitenant met blauwe ogen en licht haar namelijk de commandant van de twee tankpelotons de zogenaamde “Pantsergroep”.
Hij was tevreden met zijn functie.
De hele dag bracht hij onvermoeibaar door met het oplossen van problemen met de beveiliging, de keuken, de radiostations, de vijand en andere commandanten.
Hij verloor nooit zijn humor en was een beetje overal.
De luitenant inspecteerde tanks en wapens, maakte de diensten, zocht de posities voor de tanks uit, controleerde de verbindingen, vergaderde met de Engelsen en hij overtuigde de officieren van de artillerie op welke Duitse doelen op de eilanden aan de overkant geschoten moest worden.
’s Avonds zat hij in de commandopost en daar werden nieuwe plannen gemaakt.
Daarna ging hij opnieuw een ronde langs zijn tanks maken.

Wanneer uiteindelijk zijn energie op begon te raken kwam hij ook bij onze geïmproviseerde open haard zitten en discussieerden wij tot diep in de nacht.
Soms haalde hij een zorgzaam bewaarde dwarsfluit uit zijn tank.
Dan ontstond er een “verzoekprogramma” dat altijd begon met het lied “Sur le pont d’ Avignon” Ik genoot van deze grote jongen met de mooie handen van een artiest.
Dan werd ik me er steeds opnieuw van bewust dat het noodlot deze jongen hier met het Poolse leger in een klein Nederlands dorp bracht.
Hij was afkomstig uit een Poolse familie met grote tradities maar zijn grootvader en zijn vader waren Fransen die geen woord Pools spraken.
Zelfs nu sprak hij met een duidelijk buitenlands accent.
Maar er was iets dat hem buitengewoon aantrok want na de bezetting van Frankrijk door de Duitsers roeide hij in een bootje de zee over om zich te gaan melden bij de Poolse Strijdkrachten in Engeland.

De 22e januari scheelde niets van andere dagen op het schiereiland.
Alles leek zijn normale gangetje te gaan.
Alleen was er enkele dagen geleden wat sneeuw gevallen en dat accentueerde nog meer de leegte rondom ons.

Terwijl de luitenant laat op de avond vertrokken was voor overleg in het Engelse hoofdkwartier zette de vijand een zware aanval in met mortieren en machinegeweren.
Daarna kwam het bericht dat de Duitsers, gebruik makend van het opkomend tij, met een sterke patrouille waren overgestoken.
Later bleek dat deze actie tot doel had het opblazen van de watertoren die diende als observatiepost voor onze artillerie.

De Duitsers kwamen op twee plaatsen aan land waarna ze zich in drie groepen verdeelden.
De eerste groep hield zich bezig met de watertoren, de tweede met het liquideren van de observatieposten die daar vlakbij lagen en de derde groep viel de tanks aan om daarna mijnen te leggen.
Er werd voortdurend met mortieren geschoten om de weg naar het water af te snijden.

Toen de luitenant hoorde dat er een aanval was begonnen stapte hij onmiddellijk in een scoutcar en ondanks de beschietingen kwam hij zo snel mogelijk terug naar de opstelplaats van de tanks.
De bemanningen waren al ingestapt maar het was zeer moeilijk om een tegenaanval te doen.
Het was donker en er was niets van de vijand bekend.
In het voorterrein was een chaotische schietpartij te horen maar dat kon zowel door Duitsers als door de eigen terugtrekkende eenheden worden veroorzaakt.

Luitenant Marie Andrzej Poniatowski
De luitenant liep langs de pelotons, controleerde de bewaking van de infanterie en stapte daarna in zijn tank.
Staande in de toren van zijn tank probeerde hij met heel zijn gezichtsvermogen te ontdekken wat er in het duister gebeurde.
Enkele minuten later werd hij door een geweerkogel getroffen en hij gleed zwaar gewond naar beneden in de toren.

Ondertussen werd er steeds op de tanks geschoten.
Er werd nog een bemanningslid van een tank gedood en er viel een gewonde.
Tenslotte ontstond er een geweldig zware ontploffing toen de lading onder in de watertoren ontstoken werd.
De galm van de beschieting zwakte af en de geluiden losten daarna op in de duisternis.
De Duitsers hadden hun doel bereikt en ze trokken snel terug.
In de verte werd nog wat geschoten en toen werd het stil op het schiereiland.

De verliezen van het 1e Pantserregiment bedroegen: een gewonde en twee doden omdat nog geen uur later luitenant Marie Andrzej Poniatowski, drager van de hoogste Poolse onderscheiding “Virtuti Militari”, in de handen van de soldaten, die hem naar het ziekenhuis brachten, is overleden.

was getekend: luitenant ADAM OSTROMECKI – 1e Pantser Regiment // War diary 62nd A/T Regiment Royal Artillery

Vertaling van een kort verslag:

22 januari 1945, 01.55 uur: Een vijandelijke patrouille landde op Sint-Philipsland (geschatte sterkte 50 man).
Voorwaartse posten zwaar beschoten met mortieren en de post op coördinaten 496453.
De Stelberg werd onder de voet gelopen.

22 januari 1945, 01.55 uur: Een vijandelijke patrouille landde op Sint-Philipsland (geschatte sterkte 50 man).
Voorwaartse posten zwaar beschoten met mortieren en de post op coördinaten 496453.
De Stelberg werd onder de voet gelopen.

Door het hoofdkwartier van de batterij en door het 1e Poolse Pantserregiment werden versterkingen gestuurd.
Het doel van de patrouille was het opblazen van de observatiepost van de 245e Batterij op coördinaten 492447, de watertoren.
De toestand was om 02.50 uur hersteld.

War diary Manitoba Dragoons = 18th Canadian Armoured Car Regiment:

De Manitoba Dragoons ofwel het 18th Armoured Car Regiment was een zelfstandig Canadees regiment pantserinfanterie.
Zij gebruikten halftracks en andere kleine gepantserde voertuigen voor transport als ze samen met tanks in actie waren.
Bijna de hele winter was dit regiment toegevoegd aan de 1e Poolse Pantserdivisie.

Op de beschreven datum was dit regiment niet op Sint-Philipsland maar zij maakten toch een aantekening over de gebeurtenissen omdat de Manitoba Dragoons eerder zelf ook daar opereerde.

20 januari 1945: Er was vandaag lichte vijandelijke activiteit aan het front en er vielen in totaal 40 Duitse granaten.
In de omgeving van Willemstad (coördinaten 07248) 20 stuks en nog eens 20 stuks op coördinaten 0692475.

Het weer: De omgeving begon steeds meer op Canada te lijken want een sneeuwlaagje van drie inches maakte het landschap wit.

1. Watertoren, 2. Post William, 3. De Stelberg met Post David,
4. Post Ernst, 5. Hof Rumoirt, 6. Handelshaven met suatiesluis.

21 januari 1945:
Er werd weinig geschoten vandaag en er vielen ongeveer 20 granaten in onze sector.
’s Nachts staken twee Hollanders het water over.
Ze vertelden ons dat de oostelijke oever van de rivier de IJssel, liggende in de noord-oostelijke hoek van Nederland, door de Duitsers met gedwongen hulp van Nederlandse arbeiders wordt gefortificeerd.

Het weer: Het blijft koud en er viel nog wat sneeuw bij en daardoor wordt het autorijden gevaarlijk.

22 januari 1945: Er was vannacht een toenemende activiteit van de vijand in de sector van het “C” eskadron en er vielen 100 granaten in de omgeving van Willemstad (coordinaten D7248).
Ook vielen granaten in de buurt van NOORDSCHANS bij Klundert(coördinaten D 7847)
Voor de eerste keer zagen we in onze sector, toen we beschoten werden, een vijandelijk vliegtuig dat luchtwaarneming leek te doen.

Twee van onze mannen worden vermist op coördinaten 0692475.
Waarschijnlijk werden zij gewond gevangen genomen door een vijandelijke patrouille.
Het zijn korporaal J. Steinmetz en soldaat W.
Veness beiden van het “C”eskadron.
Achteraf bleek dat W. Veness toch was gesneuveld.
Hij ligt begraven op de Canadian War Cementery te Bergen op Zoom.
Een Duitse patrouille van 50 man viel Sint Philipsland (coordinaten D4844) aan.
Het 62e Anti Tank Regiment heeft daar de verantwoordelijkheid maar eerder opereerden wij daar enkele maanden.

De vijandelijke patrouille veroorzaakte veel schade en veroorzaakte ook gewonden en doden.
Ze bliezen de watertoren op die het 62e AntiTank Regiment als waarnemingspost gebruikte.
Het was een goed georganiseerde raid en we moeten toegeven dat de vijand zeer bekwaam is in dit soort acties.

Het weer: Het was vandaag helder en koud

De landing
Uit bovenstaande verslagen is in grote lijnen te reconstrueren hoe de aanval verliep.
Er blijven echter nog veel vragen over waar na verder archiefonderzoek misschien een antwoord op te vinden is.

Het blijft onduidelijk met hoeveel man de Duitsers aan land kwamen.
Uit de geschreven bronnen varieert het aantal tussen 12 en 200 man die landden in twee groepen.

Eén groep kwam aan land bij boerderij “de Stelberg”.
Vlak bij de buitendijkse Bruinisser stelberg, een zoetwater drenkplaats voor vee, waar het buitendijkse schor smal was en doorsneden van kreken.
Ooggetuigen hebben de volgende dag de sporen in de sneeuw op de dijk gezien.
De andere landingsplaats is waarschijnlijk in de buurt van het handelshaventje bij de suatiesluis geweest.

Deze landingen waren een volslagen verrassing.
De Duitsers waren goed voorbereid en ze maakten handig gebruik van de elementen.
Daarnaast namen ze ook maatregelen om elk geluidje te verdoezelen.

Tot de Bruintjeskreek
Bij de landing lieten ze de boten door het opkomend tij geruisloos aan wal drijven.
Tijdens de landing werd met zware artillerie op naburige sectoren geschoten zodat het onrustig was in de lucht.
Volgens de Polderbewoners Bram Nouwen en zijn zwager Jan Zuidweg werd vanaf Bruinisse geschoten en waren er inslagen in een langgerekte vorm, ten noorden van de Langeweg, over en bij de Noordweg, tot de boerderij Frederiksburg van dijkgraaf P. Boudeling.
In de woning van zijn broer L. Boudeling liep diens zoon Jan Boudeling de nacht van de raid rakelings een scherf of kogel langs zijn hoofd mis, zo deelde hij juist voor het verschijnen van dit artikel mee.
Een gehavende binnendeur in de woning kort bij de kruising Langeweg / Lageweg levert het bewijs dat de gevechtshandelingen zich die nacht uitstrekten tot het huidige natuurgebied Bruintjeskreek.
De Poolse oud-strijder Sylvester Bardzinski vertelde dat er een Duits vliegtuig boven Sint-Philipsland vloog.
Dat was blijkbaar zo ongewoon dat het ook in de War Diary van de Manitoba Dragoons wordt gemeld.

Dieper in het achterland werd ook nog lawaai veroorzaakt door de M10 tanks van de Engelsen waarvan dag en nacht de motoren moesten draaien omdat anders de dieselolie uitvlokte.

Maar er was nog meer: Het tijdstip van de aanval was zeer goed gekozen.
Het was helder vriezend weer.
Het is dan belangrijk zo goed mogelijk van het maanlicht te profiteren maar het mag niet te licht zijn want een getrainde infanterist heeft maar weinig licht nodig.
De maanstand was die dag tussen Eerste Kwartier en Volle Maan.
De maan was voor 70% verlicht en dat was voldoende.

De Duitsers droegen sneeuwpakken en zelfs hun wapens waren wit geschilderd.
De invallers hielden contact met elkaar door vogelgeluiden te maken.
Het waren duidelijk geroutineerde specialisten die al meer van deze karweien hadden uitgevoerd.

De aanval
Toen in de observatieposten langs de dijk van Het Zijpe de eerste geluiden van de Duitsers werden gehoord was het al te laat.
Waarschijnlijk waren de posities van de observatieposten al eerder verkend en zodoende wist de vijand ook precies waar de telefoonleidingen lagen.
Die bleken dus al doorgeknipt te zijn voordat er iets alarmerends gebeurde.

Daarna werden alle posten vanuit de Duitse boten met lichte mortiergranaten bestookt.
Later werd ook vanaf Schouwen-Duiveland met zwaardere mortieren op de stellingen in de dijk geschoten.
Omdat de constructie van die stellingen daar niet tegen bestand was bleef er niets anders over dan terug te trekken op een verdedigingslinie die verder landinwaarts lag.
Richting Hof Rumoirt, kern Anna Jacobapolder, en zoals we zojuist noemden tot het binnenwater Bruintjes Kreek.
Vlak achter de dijk was er geen dekking mogelijk omdat op last van de Duitsers de boerderijen en alle huizen op een na waren afgebroken.
Alleen de woning van beurtschipper Adriaan Aarnoudse bleef staan.
Meer naar de tramhaven bleef ook de woning van boerderij Willemsburg waar de familie Van Hoeve woonde nog staan.
Deze werd gevorderd voor de Duitse staf omdat de woonbunker bij de tramhaven nog niet gereed was.

Verwarde toestand
Tijdens deze beweging ontmoetten de Stoottroepers echter Duitsers die met een omtrekkende beweging al ver achter de dijk waren.
De Stoottroepers konden de zwaarder bewapende en goed gecamoufleerde Duitsers niet weerstaan.
Bovendien hadden de Nederlandse militairen te weinig munitie bij zich en ze hadden helemaal geen ervaring met nachtelijke infanterie gevechten.
Er ontstond een verwarde toestand.

Inmiddels was de 25 meter hoge watertoren niet meer bewaakt en dat was juist de bedoeling van de Duitsers.
Nu was het zaak om zo snel mogelijk de springstof op vitale plaatsen in de watertoren aan te brengen.

Om te verhinderen dat er versterking uit het achterland zou komen werden de tanks bij Hof Rumoirt door Duitsers bezig gehouden met ze aan te vallen en er werden ook booby traps aangebracht.
Ook werd tijdens de actie voortdurend met artillerie en mortieren op de Langeweg geschoten.
Omdat er te weinig zicht was bleek het uiteindelijk onverantwoord om met de tanks naar de dijk op te rukken.
Temeer omdat eigen manschappen daar het slachtoffer van zouden worden.

Na een zeer zware explosie werd duidelijk wat de Duitsers in hun schild voerden.
De watertoren zakte rechtstandig naar beneden omdat op de begane grond de muren werden weg geslagen.
Na de ontploffing werden tussen het puin nog wat landmijnen gelegd en daarna verdwenen de Duitsers even snel naar de dijk als ze gekomen waren om met brullende motoren naar de overkant te stuiven.

Verliezen
STOOTTROEPEN – 10e Compagnie Regiment Brabant:
Toen het gevaar geweken was ging een patrouille van Stoottroepers onder leiding van een Engelse sergeant-majoor zoeken naar mogelijke slachtoffers.
Halverwege de Langeweg vonden ze in de noordelijke sloot onder de sneeuw het lichaam van Soldaat Petrus Antonius Marie Avontuur geboren 30 januari 1920 te Princenhage.

Waarschijnlijk gesneuveld terwijl hij probeerde zijn hoofdkwartier te bereiken.
Hij werd door zijn dienstmakkers tijdelijk begraven op het R.K.
Kerkhof van Kruisland.
Op 31 oktober 1945 werd zijn graf overgebracht naar de R.K. Begraafplaats Zuylen te Breda Vak: 25K, Rij 2, graf 24.

Zijn lichaam is later herbegraven op het militaire ereveld in Loenen. Het grafmonument staat sindsdien op de begraafplaats in Anna Jacobapolder.

In Breda is in de wijk het Sportpark een straat naar hem genoemd dus de “Piet Avontuurstraat”.

Bij het appel bleek dat er nog een Stoottroeper ontbrak.
Hij is waarschijnlijk als krijgsgevangene mee genomen door de Duitsers.
Verdere informatie ontbreekt.

1e POOLSE PANTSERDIVISIE
Podporucznik (2e luitenant) Prins Marie Andrzej Poniatowski, geboren 15 april 1921 te Parijs.
Zoals boven beschreven voerden de Duitsers een afleidende aanval uit op de tanks die bij Hof Rumoirt stonden opgesteld.
Luitenant Poniatowski de commandant van de twee pelotons Sherman tanks werd daarbij, staande in de koepel van zijn tank, door een geweerschot dodelijk gewond waarna hij enkele uren later in het ziekenhuis te Bergen op Zoom overleed:
Hij werd begraven in de tijdelijk aangelegde Poolse afdeling van de Gemeentelijke Begraafplaats te Merksplas in België.
Deze begrafenis vond plaats in Merksplas omdat enkele regimenten er naar streefden al hun doden op dezelfde plaats te begraven.
Al na enkele maanden is zijn stoffelijk overschot naar Frankrijk over gebracht.

Zijn graf is nu te vinden bij de R.K.
kerk van Mont-Notre-Dame, 02220 d’partement l’ Aisne, Frankrijk.
Ook zijn vader, die burgemeester was van Mont-Notre-Dame, ligt daar begraven.


Podporucznik (2e luitenant) Prins Marie Andrzej Poniatowski, met daarnaast
zijn graf bij de Rooms-Katholieke kerk Mont-Notre-Dame in Aisne, Frankrijk.
Starszy strzelec Bronislaw Powalka
Geboren 25 december 1913 te Lubartów, Polen
Tijdens dezelfde aanval werd geprobeerd enkele tanks te verplaatsen om de weg voor oprukkende Duitsers te blokkeren.
Om tankchauffeur korporaal Piskorek aanwijzingen te geven ging boegschutter Powalka voor zijn tank uitlopen.
Daarbij werd hij gedood door een vijandelijk geweerschot.

Hij werd ook begraven in de tijdelijk aangelegde Poolse afdeling van de Gemeentelijke Begraafplaats te Merksplas in België.

In 1947 werd zijn graf overgebracht naar de Poolse Militaire Begraafplaats te Lommel in België.
Hij rust nu in vak II, rij B, graf 4.

Starszy dragone Boleslaw Podedworny
Geboren 18.2.1913 Koczanó p.Pinczów, Polen
Zoals eerder beschreven werden de tanks beschermd door pantserinfanterie van het 10e Regiment Dragonders.
Bij de verwarrende schietpartij rond de tanks sneuvelde dragonder Podedworny door een geweerschot.

Omdat zijn regiment in Oosterhout was ingekwartierd namen zijn landgenoten zijn stoffelijk overschot mee naar Oosterhout om het te begraven op R.K.
Kerkhof (nu Algemene Begraafplaats Leysenakkers) aan de Veerseweg te Oosterhout.
Zijn graf ligt daar nog steeds in het Poolse Ereperk.

Het graf van Podedworny


62nd ANTI TANK REGIMENT, ROYAL ARTILLERY
Luitenant Eric Francis Bell, oud 28 jaar
Luitenant Bell was een van de “troop commanders” in de 245e Batterij.
Hij sneuvelde tijdens de Duitse aanval maar het is niet precies bekend waar dat gebeurde.
Hij werd meteen na de actie begraven in Roosendaal op de R.K.
Kerkhof in Rij A, graf 7.

Gunner Perry Thomas Baugh, oud 36 jaar
Gunner Baugh van de 245e Batterij raakte dodelijk gewond tijdens de boven beschreven actie.
Hij overleed in een hospitaal te Roosendaal en werd daarna begraven op het R.K.
Kerkhof te Roosendaal in Rij A, graf 6.

In de War Diary van 62nd A/T Regiment wordt gemeld dat er zes man gewond raakte en dat er twee man worden vermist die als krijgsgevangenen door de Duitsers werden meegenomen Het waren volgens het Royal Artillery Museum de gunners F. Storey en P. Batchelos.
Zij overleefden hun gevangenschap.

Duitsers
In de geschreven bronnen komt weinig voor over de Duitse aanvallers.
Zelfs het juiste aantal wordt niet duidelijk maar er wordt verder ook niets vermeld over hun militaire hoedanigheid.
De inwoners van Anna Jacobapolder A. Nouwen en J. Zuidweg vertelden dat het SS-ers waren.
Hetzelfde hebben de Poolse soldaten ook in Oosterhout op hun inkwartieringsadres verteld.
SS-ers waren fanatieke, goed getrainde vechtjassen dus de elite troepen van de Duitsers.
Of de Duitsers verliezen hebben geleden is niet bekend.
Er zijn destijds nergens in de omgeving Duitse oorlogsgraven met een sneuveldatum van 22 januari 1945 aangetroffen .

Besluit
Dit artikel is ontstaan omdat in Oosterhout de vraag rees waarom Bolestaw Podedworny daar begraven lag.
Al snel kwam Sint Philipsland in beeld en gaandeweg heb ik nog meer gegevens gevonden.
Er bestaat ongetwijfeld ook nog archiefmateriaal dat ik nog niet ken.

Ik heb geprobeerd uit een aantal bronnen een zo objectief mogelijk beeld te reconstrueren van wat er zich in die bewuste nacht in een zeer kort tijdsbestek afspeelde.

Mijn bedoeling is zeker niet om zestig jaar later personen of organisaties nog in gebreke te stellen.
Ik wil alleen de mannen die hun jonge leven offerden voor onze vrijheid een plaats in de geschiedenis geven.
Mogelijk is dat nog te accentueren met een klein monumentje bij Lombok, waar eens de watertoren stond.

Bronnen
Oud-strijders:
   Sylvester Bardzinski
   Roman Fedoruk
   Zbigniew Mieczkowski
   Wally Shea
Bewoners Anna Jacobapolder
Heemkundekring “Philippuslandt”
Gemeente Archief Breda (klachten Stoottroepers, G.O.I.W.)
Gemeente Archief Oosterhout (Poolse Oorlogsgraven)
Stichting “de Koepel”, Utrecht (Maanstanden)
Generaal Maczek Museum, Breda

Literatuur
1. Dywizja Pancerna w Walce, gedrukt in 1947 door La Colonne te Brussel, herdrukt door Marqus, te Skoczów, Polen, ISBN 83-916868-0-9.
2. Pulk Pancerny w Walce, printed by Saint Catherine Press, Brugge, België.
3. With the Tanks of the 1st Polish Armoured Division, K. Jamar.
Gedrukt in 1946 door H.L. Smit te Hengelo.
4. POLEGLI an polu CHWALY, ondertitel Killed in action, Generaal Maczek Museum, Breda, 1983.
5. We zullen hem niet vergeten, Jacques Sadée en Corry Lossez, Uitgeverij Brabantia Nostra, Breda, ISBN 90-6949-026-9.
6. Breda vertelt van zijn bevrijding, A. Hallema, gedrukt in 1946 door Broese en Peereboom te Breda.
7. Merksplas Oorlogs Dagboek, uitgave Markblas te Merksplas 1984.
8. War Diary: 62nd Anti Tank Regiment, Royal Artillery.
9. War Diary: 18th Canadian Armoured Regiment, ook wel genoemd the Manitoba Dragoons.
10. Krantenartikel: Vuurdoop in de sneeuw door J.W. Hofwijk uit de Pen Gun.
11. Krantenartikel: Dieven in de polder P.Z.C.
12. Krantenartikel: Gebeurtenissen rond de Anna Jacobapolder in 1943-1944, P.Z.C.

Pen Gun
Onze gastschrijver Jos van Alphen noemt het voorgaande artikel in de aanvang het artikel Vuurdoop in de sneeuw, door J.W. Hofwijk, dat we in de vorige Cronicke (nr. 2, oktober 2004) publiceerden.
Inmiddels heeft Van Alphen contact gehad met deze schrijver, wiens naam in werkelijkheid Willy Kint is en op hoge leeftijd nog steeds actief is.
Deze (oorlogs) journalist en schrijver publiceerde ook in het in 1945 en 1946 wekelijks verschijnende blad Pen Gun.
Het lijkt mij – vooral voor onze jongere generaties – goed hier een toelichting op te geven.
Hoogstwaarschijnlijk schreef Willy destijds ook het artikel Vuurdoop in de sneeuw voor dit blad.
Het eerste nummer van de wekelijks verschijnende Pen Gun kwam uit op 1 juni 1945.
Het laatste, nr. 81, op 30 dec. 1946.
Het blad werd gedrukt op de door het militair gezag gevorderde persen van de Nieuwe Apeldoornse Courant en werd uitgegeven door de Sectie voorlichting bij de staf van de bevelhebber van de Nederlandsche Strijdkrachten.
Na december 1946 werd het voortgezet als: Het lichtspoor voor de Nederlandsche strijdkrachten
I.v.m. de slechte conditie van het papier is het blad Pen Gun enkel beschikbaar en ter inzage op microfilm (C 158). Aanvraag is mogelijk aan de balie in de leeszaal Koninklijke Bibliotheek.
Op 29 juni 1981 verscheen van het blad Pen Gun een speciale uitgave ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van Z.K.H. Prins Bernhard.

Jan Kempeneers

Nagekomen:

In 1987 is het lichaam van Piet Avontuur herbegraven op het militaire ereveld in Loenen. Het grafmonument dat op de Bredase begraafplaats stond heeft een nieuwe plek gekregen: de begraafplaats bij Anna Jacobapolder. Jan Kempeneers heeft het monument opgeknapt. Het monument is geadopteerd door de basisschool Het Kompas, te Anna Jacobapolder.

Een verslag hiervan:

https://www.rd.nl/artikel/222708-piet-avontuur-is-ook-na-63-jaar-nog-niet-vergeten